Column

Arbitrale dwalingen: het ligt aan de grensrechters – en de UEFA

18-04-2013 12:33

Het is om gek van te worden. Het scheidsrechterskorps krijgt er tegenwoordig van langs. Althans, dat zou je toch verwachten na twee kolossale missers in de kwartfinale van de Champions League. En dan zal ik nog wel een paar scheidsrechterlijke dwalingen vergeten.

Standpunt

De grote vraag die altijd blijft hangen bij het voetbalminnende publiek is: ‘Hoezo?!? Waarom kunnen heden ten dage foutieve beslissingen nog steeds zulke verregaande gevolgen hebben?’ Het antwoord op het eerste gezicht lijkt simpel: een beslissing die op het veld eenmaal genomen is, valt later niet meer terug te draaien. Scheidsrechters zijn ook mensen hoor je dan. Fouten horen bij het spel. Voetbal is immers de wereld in het klein: onrechtvaardigheid hoort bij het leven – soms zit het mee, soms zit het tegen.

Het lijkt er althans op dat de UEFA dit als moralistisch standpunt inneemt wanneer er weer eens buitenspel gegeven is als dit later niet het geval blijkt te zijn. Of andersom natuurlijk, wat nog veel erger is. De reacties na Dortmund-Málaga lieten hier geen misverstand over bestaan. Echter, ook deze individuele en publieke reacties weerspiegelen de ethiek die momenteel in maatschappelijk en politiek opzicht heerst: reeds genomen beslissingen komen voort uit een momentum. De zogenaamde waan van de dag wordt als maatstaf gehanteerd in plaats van een grondige beargumentering over het waarom van de betreffende beslissing.

Vraag

Interessanter daarom is wat er precies aan fouten ten grondslag ligt. Laten we terugkeren naar het voorbeeld van de arbitrale dwaling. De situatie is als volgt: in de derde minuut van de blessuretijd van de CL-kwartfinale tegen Málaga geeft Dortmund-speler Robert Lewandowski een voorzet. Vier Dortmund-voetballers staan buitenspel, van wie er één uiteindelijk de winnende goal maakt.

Vraag: hoe kan het nu dat twee grensrechters alsmede een vierde official na overleg met de hoofdverantwoordelijke scheidsrechter maar liefst vier man in buitenspelpositie over het hoofd zien? Antwoorden (of een combinatie daarvan) zouden kunnen zijn: 1. Niemand van de vier heeft waargenomen dat (tenminste) een speler buitenspel stond. 2. Een minderheid van de vier officials heeft waargenomen dat (tenminste) een speler buitenspel stond. 3. De hoogste in rang (lees: de scheidsrechter) neemt een besluit op basis van voor hem gerechtvaardigde motieven. 4. In zijn hoedanigheid als eindverantwoordelijke neemt de scheidsrechter een besluit op basis van onvolledige informatie.

Feit

Een absoluut en onweerlegbaar feit is dat er een beslissing moet worden genomen. Deze komt voor rekening van de scheidsrechter. Punt van aandacht is dus dat deze man volledige informatie moet krijgen. Deze informatie komt op dit moment enkel voort uit zijn eigen perceptie en die van zijn drie hulpjes – de twee grensrechters en de vierde official. Bij gebrek aan technische hulpmiddelen zijn de drie interpretaties van deze heren –naast zijn eigen visie op de situatie– dus leidend bij zijn beslissing om wel of geen buitenspel te geven. Van de drie externe interpretaties gaat de scheidsrechter het eerste af op die van de twee grensrechters, wiens meningen dus het zwaarste wegen.

Blijft de vraag over: wat is leidend voor de grensrechter om zijn vlag wel of niet omhoog te steken, in die ene fractie van een seconde waarin hij niet volledig zeker is van zijn interpretatie van de spelsituatie?

Antwoord

Gezien de scheidsrechterlijke malversaties, niet alleen van nu maar van alle tijden, kan ik maar tot één conclusie komen: een beslissing neemt men pas als men iets zeker weet. Een niet genomen beslissing is over het algemeen een gevolg van angst. Door de vlag dus niet omhoog te steken terwijl de situatie wel riekt naar buitenspel, waant de grensrechter zich veiliger. De kans is dan immers groter dat hij na afloop buiten schot blijft. Een niet genomen beslissing wordt iemand minder nagedragen dan een wel genomen beslissing.

Zou de grensrechter in de identieke situatie daarentegen wél zijn vlag omhoog steken, toont hij lef – dat bij gebleken misperceptie na afloop wordt uitgelegd als falen. Door te kiezen voor de veiligere optie (vlag naar beneden) kan de grensrechter na afloop dus minder verweten worden dan wanneer hij voor de onveilige optie had gekozen (vlag omhoog).

Conclusie: grensrechters moeten leren hun beslissingen te baseren op lef in plaats van angst. Een eerste aanzet hiertoe kan zijn dat de UEFA haar grensrechters na afloop voor de mondiale camera’s laat opdraven om hun beslissingen van uitleg te voorzien. Wanneer je je niet kunt verstoppen, word je immers gedwongen je angst om te zetten in lef. Maar ook voor de beslissing om transparantie na te streven heeft de UEFA lef nodig.

Matthijs Kruk is sportpsycholoog VSPN® bij Sportgeest. Zijn missie: gebeurtenissen in de sport duiden en verklaren.