Weten & Tech

Mans En Garde: Panzerkampfwagen V Panther

15-03-2015 21:35

Nordfrankreich, Panzer V (Panther) in Ortschaft

 

De Panzerkampfwagen V Panther (Sd.Kfz 171) ontwikkelde zich qua gevechtskracht tot de beste middelzware tank uit de Tweede Wereldoorlog. De Panther stond in sommige opzichten zelfs model voor naoorlogse generaties westerse MBTs (Main Battle Tank). De inspiratie voor de Panther was echter de Sovjet T-34 tank, waar naoorlogse Russische tanks op gebaseerd werden. Gezien deze Panther-voorgeschiedenis zijn moderne westerlingen daarmee eigenlijk ook Russen. Dit nageslacht bevecht elkaar elders regelmatig, maar houdt het tot op heden ‘thuis’ netjes.

Ontwikkeling

Op 23 juni 1941, de tweede dag van operatie Barbarossa, kwamen Duitse eenheden voor het eerst oog-in-oog met een T-34. Ontmoetingen die snel duidelijk maakten dat de bestaande Duitse tanks (link 1, 2), voornamelijk Panzer II, III en IVs, geen partij waren voor de beter bewapende T-34, waarvan de eerste series al een 76 mm kanon hadden (later 85 mm). Het onder een hoek geplaatste pantser ervan, wat het effectief dikker maakte, was lastig te doorboren. Als antwoord kwam Duitsland met twee ontwerpen. Daimler-Benz ontwierp min-of-meer een T-34 kloon, en MAN combineerde het goede van de T-34 met eigen ideeën. Het MAN ontwerp kreeg de voorkeur, en werd verder ontwikkeld.

Panther Ausführung D in 1943 (foto: wiki-Bundesarchiv)
Panzer V "Panther"

 

De MAN Panther werd grotendeels opgebouwd met gelaste schuine pantserplaten. Een complex onderstel met overlappende loopwielen en torsiestaafvering, in combinatie met brede rupsbanden, gaven de tank een hoge terreinvaardigheid. Vanwege de kinderziekten in de aandrijflijn werd het motorvermogen van de 23 liter Maybach HL230 V12 aanvankelijk geknepen tot 600 pk, wat de topsnelheid van de 43 ton wegende eerste productieserie tot 45 km/u beperkte. Kon de volle 700 pk worden benut, werd circa 55 km/u geklokt. Een zuinige chauffeur kon op nette klinkers met de 720 liter benzine in de tanks zo’n 170 kilometer afleggen. Als het baggeren werd zakte dit rijbereik terug tot de helft.

De hoofdbewapening in de hydraulisch aangedreven toren werd het uitstekende semi-automatische 75mm KwK 42L/70 kanon. Dit wierp de gebruikte huls automatisch uit en liet de afsluiter in de open positie staan. Afhankelijk van de verschoten munitie kon een mondingssnelheid van ruim 1100 m/sec worden verkregen. Met zo’n Vo was de Panzergranate 40/42 tot ongeveer 500 meter zelfs effectiever dan sommige granaattypen van het 88 mm/L56 kanon in de Tiger I, en zo kon een Panther tot op meer dan 2000 meter korte metten maken met een Sherman.

Deze schoot met het eigen 75 mm kanon (van de meeste series) niet door het tot 100-, later 110 mm dikke frontpantser van de Panther heen. Wel kon de Sherman op korte afstand het zijpantser van de Panther penetreren (40-50 mm). Naast het kanon kreeg de Panther twee MG34 machinegeweren. Een schoot synchroon (coaxiaal) met het kanon, de tweede zat voor in de romp naast de chauffeur. Latere uitvoeringen kregen ook een MG34 of MG42 op de torenring van de commandokoepel.

Productie

In januari 1943 rolde de eerste van 842 Ausf. D Panthers uit de fabrieken. Om rond Kursk in juli 1943 voor het eerst massaal actie te zien. De kinderziekten waren er toen nog niet uit, en de verliezen, veelal door mechanische mankementen, waren navenant. De meeste uitvallers konden echter geborgen en hersteld worden.

Productie stopte in augustus 1943. De niet geheel Duits logisch genaamde Ausführung A werd de opvolgende versie (2192 stuks). Hierin zaten voornamelijk mechanische modificaties verwerkt om de betrouwbaarheid te verbeteren. Productie liep door tot juni 1944. Van de opvolgende Ausführung G werden er van maart 1944 tot in april 1945 2953 gebouwd.

Panther Ausführung A (foto: wiki, Canadian War Museum, upload van Mark Bruinekreeft)
1PantherACanadianWarMuseum

Panther Ausführung G -zonder ‘onderkin’ (foto: wiki, upload van Stahlkocher)
1PanzerVAusfG
 

De G versie kreeg een dikker pantser, velen voorzien van een ‘onderkin‘ op de toren om op het romp-voorpantser afketsende granaten te weerstaan. Een aantal van deze Panthers vocht vanaf eind 1944 met infrarood schijnwerpers en beeldapparatuur waarmee ‘s nachts tot op 600 meter doelen zichtbaar werden.

Hoewel de Panther de hoofduitrusting van pantserdivies moest worden, werd dit zelden gerealiseerd. Gemiddeld bleef helft van het tankbestand in de pantserdivisies met opgewaardeerde Pz IVs uitgerust. Deze kregen echter vanaf 1941 eveneens 75 mm kanonnen, waar Shermans tot op zo’n duizend meter afstand voor moesten blijven vrezen.

‘Gelukkig’ bleef het voor de Sherman bemanningen een zeldzaamheid als een Panther compagnie al zijn effectieve maar complexe organieke tanks rijdend* had. Eveneens reden voor gelukkige zuchten waren het achterwege blijven van G-opvolgende modellen. Uit twee hiervan moesten 88 mm lopen gaan steken (E-50 en Aus. F). Na de oorlog reproduceerden de Fransen op bescheiden schaal Panthers uit Heeres-kliekjes, en namen deze in gebruik bij twee tankregimenten. Deze regimenten opereerden er mee tot in 1949. Vermoedelijk tot grote schrik van elke argeloze burger, of militair, die er plotseling een in het snotje kreeg.

Meer Panzer V bij achtungpanzer en op de Duitse en Engelstalige wiki pagina’s.

 

* Volgens Franse naoorlogse rapporten hielden de motoren het zelden meer dan duizend kilometer vol

 

Geschiedenis en recreatie

 
(Titelfoto: Panthers in Frankrijk, juni 1944 –wiki/Bundesarchiv)