Buitenland

Duitse economie is schone schijn

28-06-2013 14:00

Vandaag werd bekend dat de werkloosheid in Duitsland weer is gedaald. 6,6 procent van de Duitse beroepsbevolking is nu werkloos en de arbeidsmarkt is stabiel. Cijfers waar men in Nederland slechts bewonderend om kan fluiten. De winkelstraten in Duitsland worden niet ontsierd door lege winkels, het consumentenvertrouwen in Duitsland is hoog en de Duitsers zijn zowat de winnaars van de Eurocrisis. Veel Nederlanders zien dit met jaloezie aan. Maar laten we eens verder kijken dan onze neus lang is.

Terug in de tijd

Om de Duitse economische groei te begrijpen moeten we wat verder terug in de tijd. Naar 1990 om precies te zijn. In 1990 trad de voormalige DDR toe tot de Bondsrepubliek maar met die voormalige DDR kwamen ook grote economische problemen. Veel ondernemingen in de voormalige DDR bleken niet in staat zich aan te passen aan de moderne kapitalistische economie. Een speciale “Treuhandcommissie” werd in het leven geroepen om de economie te saneren. Door deze, helaas noodzakelijke, saneringen werden veel Oost-Duitsers werkloos. Ook de monetaire eenheid van 1 juli 1990 kostte meer geld dan goed. De regering in Bonn wilde persé de DDR-Mark 1 op 1 in laten ruilen op de D-Mark. Daar waren de Oost-Duitsers weliswaar blij mee. Hun spaargeld werd ineens veel meer waard. De rekening hiervoor zou de Duitse economie nog jaren achtervolgen. Zowel Helmut Kohl als Gerhard Schröder hadden met deze economische problemen te kampen. Die problemen werden vergroot door een snel stijgende werkloosheid. Met als triest hoogtepunt in het midden van de jaren’90 toen er 6 miljoen werklozen waren.

De bloeiende landschappen die Helmut Kohl in 1990 lieten in grote delen van de voormalige DDR op zich wachten. Pas nu in 2013 is het merkbaar dat de welvaart in de nieuwe bondsstaten is toegenomen. Deze welvaart kwam er pas nadat in 2002 het stelsel van sociale zekerheid werd aangepakt en de belastingen werden verlaagd. Kreeg men vroeger een zeer royale WW en een redelijk royale bijstand (Sozialhilfe) van de overheid. Tegenwoordig is het allemaal redelijk sober. Een ontslagen werknemer krijgt slechts een jaar WW. Na dat jaar WW (Arbeitslosengeld I) volgt onherroepelijk de bijstand (Arbeitslosengeld II,ook wel Hartz IV genoemd) De bedragen zijn lager dan in Nederland, voor iedere behoefte moet de sociale dienst beoordelen of de werkloze daar recht op heeft.

Het is juist deze ingreep in de sociale zekerheid die de werkgelegenheid deed toenemen. Want met Hartz IV kwamen ook de “Mini-Jobs”, dat zijn banen met een maximumloon van € 450.-, dus veel mensen hebben een baan maar hebben toch bijstand nodig omdat men van € 450.- moeilijk rondkomen kan. Ook mensen met een volwaardige baan moeten een beroep doen op de sociale dienst want werken tegen dumping-lonen is normaal; niet iedere branche heeft een minimumloon en een wettelijk minimumloon bestaat in Duitsland niet. Het is dus niet allemaal goud wat er blinkt. Veel mensen hebben een baan en leven op het bijstandsniveau.

Schone schijn auf Deutsch

De Duitse economie is dus schone schijn auf Deutsch. Armoede en gebrek, iets wat de moderne Bondsrepubliek tot 2002 niet kende, zijn weer op de politieke agenda gekomen. Kerken en linkse partijen maken bezwaar tegen de verkilling van de economie. Het valt niet te ontkennen dat Duitsland de afgelopen tien jaar voor het Angel-Saksisch economisch model hebben gekozen. Wie nu buiten de boot valt heeft nu niet altijd een kans om weer te stijgen op de maatschappelijke ladder. Iets wat in het Rijnlands economisch model wel mogelijk is. Van Duitsland kunnen we dus leren. Ja, we moeten de WW aanpassen en ja, we moeten de belastingen verlagen en investeren in werkgelegenheid. Maar tegelijkertijd moeten we niet morrelen aan het minimumloon en het verlagen van uitkeringen, iets waar Halbe Zijlstra voor is, leidt niet tot een latere verbetering van de maatschappelijke positie van de werkzoekende.

Nederland heeft nood aan hervormingen maar wat Nederland ook nodig heeft, is een eigen economische politiek gebaseerd op een zo goed mogelijke concurrentiepositie zonder Amerikaanse toestanden. Van Duitsland kunnen we veel leren. Maar laten we ons er niet blind op staren want ook in Duitsland is het niet allemaal goud wat er blinkt.