Weten & Tech

Mans En Garde: de Keteloorlog

02-02-2013 13:00

Recent En Garde u onze langste oorlog in een stuk over een van 38 minuten. De langste was een oorlog van 335 jaar met de Britse Scilly eilanden, waarin geen schot werd gelost. En Garde bekijkt nu een andere vergeten oorlog uit de vaderlandse geschiedenis. Een iets kortere. Met Oostenrijk. Een die bekend staat als de Keteloorlog. Of anders de Marmietenoorlog. Het was echter meer een oorlogsdreiging dan een serieuze oorlog. Al was het maar omdat er volgens het gangbare verhaal tijdens deze 1784-1785 vijandelijkheden slechts één schot werd gelost. Wat slechts één slachtoffer eiste, zijnde, een gesneuvelde soepketel aan boord van een Oostenrijks schip, waarvan de bemanning hierop capituleerde. Toch is het hele verhaal een stuk langer. En gecompliceerder.

De Republiek

Wij waren nog De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Iets wat om een of andere reden in het Latijn Belgica Foederata werd. De Belgen leefden in deze tijd in de Zuidelijke Nederlanden, ook wel Oostenrijkse Nederlanden genaamd. Of, weer in de Lingua Franca* van het toenmalige Heilige Romeinse Rijk waar we allen officieel nog onderdeel van waren, in Belgium Austriacum. Dat u dat ook even weet. Terug naar de oorlog. De Heilige Roomse keizer Jozef II, aartshertog van Oostenrijk en heerser van de Zuidelijke Nederlanden had -naast wat territoriale aanspraken- moeite met de sinds 1648 (Vrede van Münster) afgesloten Schelde. Het maakte van Antwerpen, dat nota bene aan de kant van de Oranjes had meegevochten tegen de Spanjaarden, een onbeduidende haven. Met grote gevolgen voor het achterland. Nabij Antwerpen bleven sinds 1648 twee forten aan de oevers van de Schelde -fort Lillo en fort Liefkenshoek- in handen van de Republiek. Vanuit deze forten kon de scheepvaart richting Antwerpen worden gecontroleerd, wat feitelijk een blokkade betekende. En zo werden wij in het vrijelijk de zeeën bevarende noorden rijk en Antwerpen met omgeving arm.

fortlillo1775

Jozef II besloot in 1784 de blokkade te breken door een aantal schepen onder zijn vlag vanuit Antwerpen de Schelde op te sturen langs de posities van de Republiek. Het waren roerige tijden voor de Republiek die nog bijkwam van de laatste oorlog met Groot-Brittannië (Vierde Engelse Oorlog -1780-1784). Daarnaast was er de Patriotttenstrijd gaande. Zich gesteund voelend door de Britten, dacht Jozef II dat een breking van de blokkade niet tot een oorlog zou leiden met de Republiek. Op 6 oktober 1784 zakten drie schepen onder Oostenrijkse vlag vanuit Antwerpen de Schelde af, waaronder de tweemaster brigantijn Le Louis onder gezag van Lieven van Isseghem. Om acht uur ‘s ochtends op 7 (of 8) oktober bereikten de schepen fort Lillo, zonder onderweg een Qui va là? te hebben gehoord. Dit veranderde ter hoogte van het fort. Vanuit een roeiboot werd het konvooi gesommeerd te stoppen. Van Isseghem weigerde. Toen werd het menens.

De naam ‘Keteloorlog’

De verhalen lopen uiteen, maar zeker is dat Den Dolphyn, een schoener van de Republiek dat hetzij voor anker lag of zich ophield nabij fort Lillo, haar geschutspoorten openden en na een waarschuwingsschot met los kruit een of meerdere gerichte kanonschoten loste om het Oostenrijkse konvooi tot stoppen te dwingen. En, een van deze schoten was raak en maakte een soepketel aan boord van Le Louis naamgever van de oorlog. Van Isseghem gaf zich na dit zware verlies weliswaar over, maar het betekende niet dat de oorlogsdreiging voorbij was. De Republiek mobiliseerde, afhankelijk van de bron, tussen de vijftien- en veertigduizend man. Oostenrijk deed wat halfslachtige pogingen om de forten te belegeren, waar de verdediging af en toe voor de vorm op schoot. Het meest ingrijpende, zeker voor de burgers in de omgeving, was de inundatie van het gebied rond de forten in november 1784.

De strijd werd vooral op het diplomatieke front uitgevochten, waarbij Frankrijk bemiddelde. De geschillen, eisen en aanspraken werden uiteindelijk met het Verdrag van Fontainebleau in november 1785 beslecht. Voor 9,5 miljoen gulden kocht de Republiek Oostenrijkse aanspraken op onder andere Maastricht af en Oostenrijk kreeg er onder meer fort Lillo voor terug, dat in 1786 werd overgedragen. De ketel (marmiet schijnt er een ander woord voor te zijn) offerde zichzelf -en laten we de soep niet vergeten- voor niets op. Het verdrag bepaalde dat de Schelde dicht bleef. Het moest nog tot 1839 duren voor deze rivier blijvend een vrije zeeweg naar Antwerpen werd. Wat de Belgen minder vergeten zijn dan de Nederlanders.


* Onder Jozef II verving Duits het Latijn als Heilige Roomse taal.


(Titelfoto: Rijksmuseum, ‘Ophouden van de keizerlijke brik op de Schelde, 1784.’)